Een zwart scherm met witte letters

Eigenlijk zit veel van de essentie van Holocaustdrama The Zone of Interest al vervat in de eerste minuten van de film. De kijker ziet een zwart scherm met de titel in witte letters. Een beeld dat je tientallen keren eerder hebt gezien. Toch kruipt het ditmaal onder de huid. Want terwijl je naar het vertrouwd aandoende zwarte scherm staart, hoor je de unheimische soundscape van geluidskunstenaar Mica Levi – een moeilijk te omschrijven geluid, misschien komt ‘vervormde gregoriaanse zangstemmen’ nog het dichtst in de buurt? Het wordt gecombineerd met ondefinieerbare industriële klanken. Met geruis van bladeren. Een vogel.

Het resultaat is angstaanjagend, desoriënterend en idyllisch tegelijkertijd. Het zet je zintuigen op scherp voor de film die komen gaat. Dat laatste merkte ik omdat ik een eerste keer de zaal was binnengeglipt vlak na de openingsscène, en enkele weken later de film herbekeek mét de eerste minuten.

The Zone of Interest bestaat, zoals regisseur Jonathan Glazer zelf stelt, uit ‘twee films’. Er is de film die je ziet. Die gaat over het gezin van kampcommandant Rudolf Höss, dat in een ruim bemeten huis woont waarvan de tuin grenst aan concentratiekamp Auschwitz. De kijker volgt de gezinsleden tijdens hun dagelijkse, veelal doodnormale bezigheden. Het vieren van een verjaardag, een bezoek van oma, het verzorgen van de tuin. Dingen die je al tientallen malen eerder zag, net zoals het openingsbeeld. Alleen voel je meteen dat ze deze keer niet doodnormaal zijn.

Dat merk je door de flarden van het leven buiten de villa. De meedogenloze, overijverige Höss, die met gasten bespreekt welke hyperefficiënte gaskamers hij wil laten bouwen. Zijn wat infantiele, machtsgeile vrouw Hedwig die zichzelf bewondert in een bontmantel van een gevangene. Of het nachtelijk oplichten van de hemel door de verbrandingsovens.

Maar vooral merk je het door het geluid. Want de echte gruwel zie je niet in The Zone of Interest, die hoor je in Glazers ‘tweede film’. Continu klinkt monotoon gedreun – industriële crematoria vermengd met het gehum van gigantische mensenmassa’s? – onderbroken door geschreeuw, blaffende honden, geweerschoten en af en toe cynisch aandoende fanfaremuziek. Geluid dat maakt dat je een groot deel van de film licht onpasselijk in de zaal zit omdat het herinnert aan wat er gaande is achter de tuinmuur van de familie Höss.

Het maken van die tweede film werd bijna net zo minutieus aangepakt als de eerste. Sound Designer Johnnie Burn deed uitgebreid onderzoek naar wat in die periode weerklonk in de omgeving van Auschwitz: van de flora en fauna tot de auto’s en vliegtuigen. Ook onderzocht hij hoe luid de klanken, bijvoorbeeld van executies, doordrongen in de nabijgelegen villa’s. Luid, zo blijkt. Ze vonden op een paar honderd meter afstand plaats. En hij stelde een immense geluidsbibliotheek samen, met marcherende soldaten tot de ouderwetse WOI-wapens die blijkbaar werden gebruikt in Auschwitz. Vervolgens was hij enkele maanden met Glazer bezig om het verhaal te monteren dat zich afspeelt terwijl de kijker de Höss-familie volgt.

Nadat ik The Zone of Interest een eerste keer zonder de opening had bekeken, vroeg iemand me of er ook nog muziek of een soundtrack te horen was, naast de doordringende kampgeluiden. Ik kon er toen gek genoeg niet op antwoorden. Was dit me niet opgevallen? Hoe kon dat? vroeg ik me af. Pas bij de tweede keer besefte ik dat je de onder de huid kruipende ‘gecomponeerde muziek’ van Mica Levi alleen hoort tijdens de zwarte openingsminuten en tijdens de aftiteling. Levi componeerde oorspronkelijk een soundtrack voor de gehele film, maar Glazer besloot er slechts spaarzaam gebruik van te maken, omdat de artificialiteit ervan de bitter-realistische horror op het scherm ondergroef.

Het minimaal inzetten van de soundtrack is ook belangrijk om een andere reden, besefte ik bij mijn tweede bezoek. Door Levi’s ondefinieerbare, grillige geluiden te combineren met een ‘saai’ monochromatisch scherm aan het begin van de film, bewerkstelligt Glazer dat je je meteen hyperbewust bent van wat je hoort. Het is iets wat hij vaker lijkt te doen: als het monotone gedreun achtergrondruis dreigt te worden, laat hij een schot of geschreeuw achter de muur weerklinken. Zodat je opnieuw de oren spitst, beseft waar je naar kijkt en je maag omdraait. Nooit mag het geluid ‘white noise’ worden, zoals het dat voor de hoofdpersonen wél is.

Waar je je ook hyperbewust van wordt door die eerste minuten: The Zone of Interest móét je in de bioscoop zien. Het zwart van de openingssequentie en de ‘tweede film’ van Glazer zouden nooit op dezelfde manier binnenkomen als er ondertussen straatlicht binnenvalt of je je onderburen hoort discussiëren over de afwas. Ongeduldige bingewatchers zouden waarschijnlijk de neiging niet kunnen onderdrukken het zwarte scherm door te spoelen. Maar dat kan niet in de bioscoop, waar je The Zone of Interest ervaart zoals het hoort. Als een mokerslag.

Sabeth Snijders is filmcriticus bij NRC

Previous
Previous

‘Ze wist wat er gaande was. Ze was daar. Ze zag alles’

Next
Next

Een film die we zien en een film die we horen